Exodus 28 Kingcomments Bijbelstudies InleidingIn Exodus 25-27 zien we hoe God uitgaat naar de zondige mens. Wie het priesterambt bekledenNiet iedereen mag zomaar naderen. God kiest Zelf uit wie van het volk dat mogen doen (Hb 5:4). Alles moet voldoen aan Gods eisen. Alleen de priester mag naderen. Niet het hele volk is daadwerkelijk priester, hoewel God ervan heeft gezegd: “U zult voor Mij een koninkrijk van priesters … zijn” (Ex 19:6). Er is een duidelijke toepassing op de christenheid. Niet in die zin, dat er in de christenheid een categorie mensen is die door God speciaal als priester geroepen is. Dat is een van de ernstige dwalingen van de rooms-katholieke kerk. Voor de gelovigen van de gemeente geldt een algemeen priesterschap, zij zijn “een heilig priesterdom” (1Pt 2:5). De toepassing is dat slechts zij die daadwerkelijk naderen tot God dit priesterschap uitoefenen. Veel gelovigen maken van dit voorrecht geen gebruik. Helaas kennen ze dit voorrecht veelal niet, vaak door verkeerd onderwijs. De kleren van AäronDe kleren van Aäron dienen ertoe “om [hem] waardigheid en aanzien [te geven]” of, zoals er letterlijk staat, tot “heerlijkheid en sieraad”. Dit laatste wordt in Hebreeën 2 aangehaald in toepassing op de Heer Jezus (Hb 2:9). Hierdoor zien we dat Aäron een beeld is van de Heer Jezus als Hogepriester. De kleren bestaan uit zes delen, namelijk “een borsttas, een efod, een bovenkleed, een onderkleed van bewerkte stof, een tulband en een gordel”. Het materiaal en de kleuren zijn dezelfde als waarvan ook de tabernakel is vervaardigd. Dat verbindt de priesterdienst van Aäron op nauwe wijze met de dienst in het heiligdom, de woning van God. De kleren moeten worden gemaakt door allen die wijs van hart zijn. Voor ons geldt dat in de kleren tot uitdrukking komt wie de persoon is. Zoals gezegd, is Aäron als hogepriester een beeld van de Heer Jezus. In de kleren van Aäron zien we dan ook de heerlijkheden van de Heer Jezus weerspiegeld. Als wij wijs van hart zijn, zullen we steeds meer heerlijkheid in Hem ontdekken. De efodHet eerste kledingstuk dat beschreven wordt, is “de efod”. Dit kleed is het meest kenmerkend voor de hogepriester. Door middel van een gordel, gemaakt van hetzelfde materiaal als de efod, wordt de efod vastgemaakt. Op elk van de beide schouderstukken van de efod komt een edelsteen. Op de ene steen staan, in volgorde van geboorte, de namen van de oudste zes zonen van Israël; op de andere steen, ook in die volgorde, staan de namen van de jongste zes zonen. De kleuren spreken van de verschillende heerlijkheden van de Heer Jezus, zoals die in de vier evangeliën gezien worden. De gordel laat diezelfde heerlijkheden (kleuren) zien. De gordel spreekt van dienst (vgl. Lk 12:37). In de stenen op de schouders van de hogepriester zien we in beeld hoe de Heer Jezus heel Gods volk, al Gods kinderen, allen die uit God geboren zijn, op Zijn schouders draagt om hen in gedachtenis te brengen bij God. Zijn kracht, waarvan de schouders spreken, ondersteunt ons in onze reis door de woestijn. God ziet al de Zijnen verenigd met Zijn Zoon. De Heer Jezus vertegenwoordigt Zijn volk bij God. Christus draagt de Zijnen op Zijn schouders. Hij draagt ook het verloren en gevonden schaap op Zijn schouders, meervoud (Lk 15:5). De heerschappij over de schepping draagt Hij op Zijn schouder, enkelvoud (Js 9:5). Voor het dragen van de schepping heeft Hij aan één schouder genoeg, terwijl Hij Zijn beide schouders gebruikt voor het dragen van de Zijnen. De borsttasOp de efod is “een borsttas” zichtbaar. Op deze borsttas zijn vier rijen van drie edelstenen aangebracht en ingelegd in goud, in totaal twaalf stenen. Elke steen stelt een stam voor. Aäron moet ze op zijn hart dragen en zo het hele volk in gedachtenis voor God brengen. De borsttas moet met gouden kettinkjes en ringen onlosmakelijk aan de efod verbonden worden. In de borsttas moeten de urim en de tummim worden gedaan. Daardoor zal God Zijn beslissing duidelijk maken bij vragen van Zijn volk. De borsttas komt op het hart van Aäron. Het hart is de plaats van de liefde. Op de schouderstenen staan de namen van twee groepen van zes stammen. Dat legt meer de nadruk op het hele volk van God. Op de borsttas is voor elke stam afzonderlijk een plaats ingeruimd. Zo heeft iedere afzonderlijke gelovige een eigen plaats in het hart van de Heer Jezus. Iedere gelovige is een unieke edelsteen met een eigen heerlijkheid en glans. Het spreekt van de kostbaarheid die iedere gelovige voor het hart van de Heer Jezus heeft: “Sinds u kostbaar bent in Mijn ogen, bent u verheerlijkt en heb Ík u liefgehad” (Js 43:4a). Hij kent ook ieder van de Zijnen bij name, wat ook wil zeggen dat zij Zijn eigendom zijn: “Ik heb u verlost, Ik heb u bij uw naam geroepen, u bent van Mij” (Js 43:1b). We kunnen een stam ook toepassen op een plaatselijke gemeente. In de brieven van het Nieuwe Testament zien we dat elke plaatselijke gemeente voor de Heer Jezus een eigen glans heeft. Het hart van de Heer Jezus gaat ernaar uit dat die ook zichtbaar wordt. Daarom wordt elke plaatselijke gemeente in de aan haar gerichte brief aangesproken op wat die glans verhindert. In de borsttas zitten ook de urim en de tummim. Met persoonlijke en gemeenschappelijke problemen kunnen we ons tot de Heer Jezus wenden. De beslissing die Hij naar voren brengt, komt voort uit Zijn hart. Als we dat bedenken, zal dat ervoor zorgen dat we ook de naar ons idee onaangename beslissingen aanvaarden als bewijzen van Zijn liefde. Het bovenkleedHet “bovenkleed” is helemaal blauw, de kleur van de hemel. De Heer Jezus is de Mens uit de hemel (1Ko 15:47). De halsopening is zo gemaakt, dat die niet kan scheuren. Dat wijst erop dat niets het hogepriesterlijk werk ongedaan kan maken. De Heer Jezus is Hogepriester “naar [de] kracht van een onvergankelijk leven”; Hij “heeft een onveranderlijk priesterschap” (Hb 7:16; 24). Zijn hogepriesterschap oefent Hij uit in de hemel. De resultaten ervan worden op aarde merkbaar. Dat zien we in de zoom van het kleed. Aan de zoom zitten om en om een gouden belletje en een granaatappel. Er wordt een Goddelijk getuigenis gegeven (belletje) en er is vrucht voor God (granaatappel). Het geluid wordt gehoord bij het ingaan in het heiligdom. Nadat de Heer Jezus de hemel is ingegaan, is de Heilige Geest op aarde gekomen om te getuigen en de gemeente te vormen. De komst van de Heilige Geest is gepaard gegaan met “een geluid als van een geweldige, voortgedreven wind” (Hd 2:2). Als de Heer Jezus weer naar buiten komt, zal dat voor Israël zijn. Ook dat zal gepaard gaan met geluid, want de Heilige Geest zal dan over het gelovig overblijfsel worden uitgestort (Jl 2:28-32). De tulband met de gouden plaatEr is niet alleen sprake van zwakheid bij het volk waarbij het volk de kracht en de liefde van de hogepriester nodig heeft. Er is ook sprake van zonde. Met het oog daarop draagt hij de gouden plaat op zijn voorhoofd. De Heer Jezus zorgt er als Hogepriester voor dat alle ongerechtigheid die kleeft aan het handelen van het volk voor Gods aangezicht wordt weggedaan. Hij is heilig en door en in Hem wordt Zijn volk geheiligd. Het “onderkleed” is niet zichtbaar voor de mensen. We kunnen dit toepassen op de gevoelens van de Heer Jezus bij de uitoefening van Zijn hogepriesterschap. Hij is niet met Zijn volk bezig als erboven staand, maar Hij is er ten nauwste bij betrokken. Alles doorleeft Hij samen met Zijn volk (Js 63:9). De “tulband” als hoofdbedekking spreekt van onderdanigheid (1Ko 11:2-16). De Heer Jezus is als Hogepriester onderdanig aan de wil van God. Het witte linnen spreekt van Zijn volmaaktheid als Mens. De veelkleurigheid van de gordel doet denken aan Zijn heerlijkheid in elke vorm van dienst. De kleren voor de zonen van AäronDe kleren van de zonen van Aäron zijn beperkter dan die van de hogepriester. Ze zijn hetzelfde als de gewone kleren van Aäron. Toch geven ook deze kleren hun “waardigheid en aanzien” of, anders vertaald, zijn ze ook “tot heerlijkheid en sieraad” (Ex 28:2; 40). Wij mogen als priesters voor God verschijnen in dezelfde volmaaktheid als de Heer Jezus. Hij is onze volmaaktheid. Alleen in Hem zijn we voor God aangenaam. Zonder Hem wordt onze schaamte, onze naaktheid openbaar. Dan kan God ons niet handhaven in Zijn tegenwoordigheid. De wijding van Aäron en zijn zonen wordt in het volgende hoofdstuk uitvoerig behandeld. Benadrukt wordt nog dat het priesterambt bekleed wordt voor God. De hogepriester wordt wel “voor mensen aangesteld”, maar het is “in de dingen die God betreffen” (Hb 5:1). © 2023 Auteur G. de Koning Niets uit de uitgaven mag - anders dan voor eigen gebruik - worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden d.m.v. druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van 'Stichting Titus' / 'Stichting Uitgeverij Daniël', Zwolle, Nederland, of de auteur. Bible Hub |