Deuteronomy 9 Kingcomments Bijbelstudies De HEERE trekt voor Zijn volk overHet woord “luister” waarmee dit hoofdstuk begint, is kenmerkend voor Deuteronomium (Dt 4:1; Dt 5:1; Dt 6:3). Het is het vragen van aandacht voor de woorden van God, voor wat Hij te zeggen heeft. Om de macht van de vijand te beschrijven gebruikt Mozes dezelfde woorden als de ongelovige verkenners (Dt 1:28), want die macht is werkelijkheid. We moeten de macht van de vijand niet kleineren, maar ons vertrouwen stellen op een veel grotere macht: de macht van God. Niet vanwege hún gerechtigheidIn Deuteronomium 8 is de waarschuwing dat ze niet moeten denken dat zij door eigen kracht het land zullen hebben veroverd (Dt 8:17). Hier wordt gewaarschuwd voor de gedachte dat ze het land gekregen hebben omdat ze beter zijn dan de volken in het land. Zo moeten wij als christenen niet denken dat God ons geestelijke zegeningen heeft gegeven omdat wij betere mensen zijn dan de mensen om ons heen. Alsof wij trouwer zijn en door eigen verdienste die zegeningen hebben gekregen. Bewijzen van onverdiende genade kunnen door het vlees misbruikt worden door die bewijzen uit te leggen als bewijzen voor eigen gerechtigheid en voortreffelijkheid. God laat zien dat het geen kwestie is van hun gerechtigheid, waarbij het vlees zich gaat verheffen, maar dat zij het land in zijn gegaan vanwege de ongerechtigheid van de volken. Israël is daarbij de roede in Gods hand om die volken te oordelen. Later zal Nebukadnezar de roede in Gods hand zijn om Israël uit het land te verwijderen (2Kr 36:20-21). Een ander aspect is de belofte die aan de vaderen is gedaan. Dat ziet op het raadsbesluit van God. Hij heeft het Zich voorgenomen en dat aan de vaderen beloofd. De tijd van de vervulling van die belofte is gekomen. God benadrukt het feit dat er geen enkele gerechtigheid van ons ten grondslag ligt aan de zegen die Hij ons heeft gegeven (vgl. Ez 36:32). Dat wij nu zegeningen mogen bezitten, is alleen op grond van het feit dat Christus op het kruis onze vijanden heeft verslagen: “En u, toen u dood was in de overtredingen en in de onbesnedenheid van uw vlees, u heeft Hij mee levend gemaakt met Hem, terwijl Hij ons alle overtredingen vergeven heeft; de schuldbrief die tegen ons [getuigde] door zijn inzettingen [en] die onze tegenstander was, heeft Hij uitgewist en die uit de weg geruimd door deze aan het kruis te nagelen. En Hij heeft de overheden en de machten ontwapend en openlijk tentoongesteld en door het [kruis] over hen getriomfeerd” (Ko 2:13-15). Israël heeft de HEERE zeer toornig gemaaktDe geschiedenis van het gouden kalf moet hen eraan herinneren dat zij niet uitgekozen zijn vanwege hun gerechtigheid. Ze moeten in gedachten houden hoe de HEERE voor hen geweest is gedurende de reis (Dt 8:2). Hij heeft het hen niet moeilijk gemaakt, maar is met hen bezig geweest om hen ten slotte goed te doen. In Deuteronomium 8 wordt het falen van het volk niet in herinnering gebracht. Tegelijk moeten zij, zoals hier wordt gezegd, in gedachten houden dat zij de HEERE zeer toornig hebben gemaakt (Dt 9:8). Ze hebben, steeds weer in andere vormen, laten zien wat er in hen is, ook nog na de veertig jaren van woestijnervaringen die ze achter de rug hebben. De wet door Mozes ontvangenMozes herinnert het volk eraan hoe hij op de berg bij de HEERE is geweest en uit Zijn hand de wet van het verbond heeft ontvangen. De HEERE wilde het volk wegvagenTerwijl Mozes met de HEERE op de berg is, ziet de HEERE hoe het volk een gouden kalf heeft gemaakt (Ex 32:1-5). Hij spreekt erover hoe zij ”snel” geweest zijn om af te wijken. Dat is de mens. Hij zegt tegen Mozes dat het een halsstarrig volk is en vraagt als het ware aan Mozes toestemming om het volk weg te vagen. Zijn voorstel is dan om Mozes tot een groot volk te maken. Hier zien we hoe het volk het oordeel verdiend heeft. Dat moet hen des te dankbaarder maken dat ze nu toch op het punt staan het land binnen te gaan dat God hun als een geschenk heeft gegeven. Ze verdienen eerder weggevaagd te worden dan met een geschenk gezegend te worden. De twee tafelen verbrokenMozes heeft bij het zien van de zonde van het volk de twee tafelen van de wet voor hun ogen in stukken gebroken. Het volk heeft het zien gebeuren. Het in stukken breken van de tafelen geeft uitdrukking aan het feit dat het volk zijn relatie met de HEERE verbroken heeft. Mozes bezegelt dat door het stukgooien van de tafelen. De voorbede van MozesNa het stukbreken van de tafelen van de wet viel niet het volk voor de HEERE neer met belijdenis van hun zonde, maar Mozes. Hij was onder de indruk van Gods terechte verbolgenheid. Dat bracht hem tot voorbede voor Gods volk en zijn broer. Dat Mozes voor Aäron bad, maakt duidelijk dat ook het priesterschap een werk van Goddelijke genade is. Later is Aäron zelf een voorbidder geworden (Ps 99:6; 8; vgl. Lk 22:32). De HEERE hoorde naar Mozes, zoals God naar de Heer Jezus hoort. Mozes en Samuel worden door de HEERE gewaardeerd als voorbidders voor het volk (1Sm 7:5; 8-9; Jr 15:1). Zijn wij ook voorbidders voor Gods volk? Mozes verpulverde het kalf tot stofHet doen van voorbede maakt het uitoefenen van oordeel over de zonde niet overbodig. Mozes heeft het kalf, dat hij ”uw zonde” noemt, verpulverd en het daardoor voor enig hergebruik ongeschikt gemaakt. Het is oneindige genade, die de vernieling en vernietiging van de afgod aanneemt in plaats van het verderf en de vernietiging van de afgodendienaars. Zo moet ook elk voorwerp dat in ons leven met zonde verbonden is, grondig worden weggedaan uit ons leven. Dat kan alleen na gebed. Als wij ons dat bewust worden, is dat het resultaat van de voorbede van de Heer Jezus, de ware Mozes. Nog meer weerspannigheidDe zonde van het gouden kalf is geen incident geweest. De weerspannigheid van Israël is een kenmerk dat zich steeds weer heeft geopenbaard. Zolang Mozes hen kent, zijn ze zo. De Heer Jezus kent ook ons als een steeds dwalend volk dat door eigenzinnigheid geleid wordt en zich niet door Hem laat leiden. 1. Bij Tabera heeft het volk zich laten beïnvloeden door het samenraapsel dat met Israël uit Egypte is opgetrokken (Nm 11:1-10). Ze zijn ontevreden geworden en hebben gemopperd op God. Nog meer voorbede van MozesDeze verzen sluiten aan op de Dt 9:11-14 van dit hoofdstuk. In beide gedeelten gaat het om de voorbede in de eerste veertig dagen op de berg Horeb. In Dt 9:18 gaat het om de tweede veertig dagen op de berg Horeb, nadat Mozes de eerste stenen tafelen vanwege het gouden kalf heeft stukgebroken. In Dt 9:27 lezen we het derde “denk aan” (Dt 8:2; Dt 9:7), alleen zegt Mozes dit nu niet tegen het volk, maar tegen Gód. De ware Mozes zegt tegen God dat Hij niet moet kijken naar de hardleersheid en goddeloosheid van het volk, maar vraagt Hem te denken aan Zijn eigen Wezen. Hier zien we het tussenbeide treden van de Heer Jezus en Zijn optreden als Voorspraak bij de Vader. De Vader heeft vóór de tijden van de eeuwen de belofte van het eeuwige leven beloofd aan de Zoon (Tt 1:2a). Aan die belofte van het eeuwige leven vóór de tijden van de eeuwen herinnert de Zoon. Hij heeft nu al tweeduizend jaar tegen de Vader gezegd: ”Denk aan.” God heeft ten aanzien van ons de Heer Jezus al heel wat keren verhoord (Dt 9:19). Op grond daarvan wordt nog steeds voldaan aan Gods verlangen naar een getuigenis op aarde van een volk dat verlangen heeft naar de zegen van het land. © 2023 Auteur G. de Koning Niets uit de uitgaven mag - anders dan voor eigen gebruik - worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden d.m.v. druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van 'Stichting Titus' / 'Stichting Uitgeverij Daniël', Zwolle, Nederland, of de auteur. Bible Hub |